Begrippenlijst klimaatadaptatie

Groen dak: een dak dat bedekt is met planten of gras. Een groen dak kan regenwater opvangen en vasthouden.

Maaiveld: de bovenkant van de grond, het aardoppervlak.

Verhard maaiveld: grond met een harde laag erop (bijvoorbeeld stenen of asfalt), zoals een straat, oprit of terras. Deze harde laag laat vrijwel geen water door naar de ondergrond.

Halfverhard maaiveld: grond met een minder harde laag erop (bijvoorbeeld grind, houtsnippers of schelpen), zoals gebruikt op een wandelpad of terras. Deze minder harde laag laat beter water door dan een verhard maaiveld.

Groen maaiveld: grond met planten of gras erop zonder verharding of halfverharding. De wortels van het groen houden de grond open zodat water er in kan zakken.

Waterbergingscapaciteit: de hoeveelheid water die kan worden opgeslagen gemeten als de maximale hoogte van het opgeslagen water in millimeters (gelijk aan liters per vierkante meter) tussen bodem en overstort.

Soortenrijk: het voorkomen van veel verschillende soorten planten of dieren.

Regenwatergebruik: het opslaan van het regenwater voor gebruik in het toilet, de wasmachine en het besproeien van de tuin. Regenwater is schoon genoeg om te gebruiken voor het toilet, de wasmachine en de tuin. Let op: het is niet geschikt om te drinken of mee te douchen. Door regenwater te gebruiken voor de wasmachine, het toilet en de tuin kun je op de kosten voor drinkwater besparen en help je het milieu.

Aangesloten op regenwatergebruik: water dat op een dak wordt opgevangen kan worden gebruikt voor regenwatergebruik als de afvoer van het dak is aangesloten op de installatie voor regenwatergebruik.

Waterberging: de opslag van regenwater voor korte of langere tijd. Regenwater wordt vaak opgeslagen om wateroverlast op straat, in de tuin, of in het riool tegen te gaan. Na het opvangen kan het water langzaam worden afgevoerd of worden geïnfiltreerd.

Wateropbrengst: de hoeveelheid regenwater die beschikbaar is voor regenwatergebruik.

Groenbijdrage: stenen vervangen door groen (gras, planten, bomen) om mee te helpen aan een groenere stad. Groen in een stad levert een bijdrage aan de biodiversiteit, aan het koelen en voorkomen van hitte, en de gezondheid van mensen. Hoe groter de oppervlakte van het groen, des te meer het hieraan bijdraagt. Bomen dragen nog meer bij dan gewone planten (en die weer meer dan een gazon) omdat ze door hun vele bladeren een groter oppervlak hebben dat in contact staat met de lucht. De groenbijdrage van een perceel is de optelling van alle individuele bijdragen van groen op het perceel.

Wateropvang: het opvangen van regenwater. Regenwater wordt vaak opgevangen om wateroverlast op straat, in de tuin, of in het riool tegen te gaan. Na het opvangen kan het water langzaam worden afgevoerd, of weer worden gebruikt om bijvoorbeeld planten mee water te geven.

Groenkwaliteit: een specifiek grasveld, een border met planten, een haag of een boom e.d. op de kavel die elk hun groenbijdrage aan de kavel leveren.

Wadi: een begroeide verlaging in de grond waarin water opgevangen kan worden. Deze staat bij mooi weer droog en vult zich tijdens een regenbui met regenwater. Het water zakt beetje bij beetje de grond in.

Greppel: een kleine beplante sloot die tijdelijk regenwater vasthoudt, vervoert, en in de grond laat zakken. Een greppel kan zowel gevuld zijn met water als droog staan.

Grindstrook: een strook met grind meestal rond de gevel van een huis, die ervoor zorgt dat regenwater in de grond kan zakken zonder dat de grond langzaam verstopt raakt.

Regenwatervijver: een vijver waar water in staat als het regent, en waarin het water langzaam de grond in zakt als het niet regent.

Zitkuil: een verlaging in de tuin die ook gebruikt wordt om tijdelijk water op te vangen wat daarna langzaam in de grond wegzakt.

Infiltratiekratten: speciale kratten die worden ingegraven in de grond. De kratten zorgen voor een holle ruimte onder de grond waarin regenwater kan worden opgevangen en waar het langzaam in de grond kan wegzakken.

Infiltratiebuis: een speciale buis met gaatjes die regenwater afvoert en tegelijk regenwater langzaam in de grond laat wegzakken.

Regenton: een ton waarin je regenwater kunt opvangen en opslaan. Door het water op te slaan, kun je het later gebruiken om bijvoorbeeld planten water te geven.

Volle grond: planten kun je zaaien in een pot, of in de volle grond. Met volle grond wordt de grond buiten bedoeld, zoals een bloembed, moestuin, of akker.

Inheems: iets dat van nature in een gebied voorkomt en daar thuishoort. Dit zijn bijvoorbeeld planten of dieren die niet door mensen in een bepaald gebied zijn gebracht. Doordat ze inheems zijn, passen ze beter in voedselkringlopen met andere planten en dieren en gedijt het hele systeem van planten en dieren beter.

Haag: een groene afscheiding van een tuin, vaak een dichte rij struiken. Hagen en struiken bieden schuilplaatsen en voedsel aan veel soorten vogels en insecten. Daarnaast helpen ze de tuin koel te houden, en vertragen en verminderen ze de afvoer van regenwater naar het riool.

Boom: een boom kenmerkt zich door een grote hoeveelheid bladeren die in contact staan met de lucht boven de grond en een passende hoeveelheid wortels onder de grond voor de uitwisseling van water en voedingsstoffen met de bodem. Hierdoor draagt een boom in verhouding tot zijn grondoppervlakte meer bij aan verkoeling, biodiversiteit, wateropvang en -infiltratie dan hagen, heesters, kleinere planten en een gazon.

Groene gevel: een buitenmuur waar planten tegenaan groeien. Buitenmuren waar klimplanten tegenaan groeien beschermen het huis in de zomer tegen opwarming door de zon. Ook houden de planten wind tegen waardoor het huis in de winter minder warmte verliest. Verder houden planten regenwater vast, en vertragen en verminderen ze de afvoer van regenwater naar het riool.