Bij-zondere bijen!

Leuk dat je de bijenroute loopt en meer wilt weten over de 8 bij-zondere bijen in het Wageler! Scroll naar beneden, zoek de bij waar je meer over wilt weten, ontdek té gekke weetjes en kijk hoe je zelf de bij naar huis kan halen.

1. Het koetshuis – De grote wolbij

De grote wolbij (Anthidium manicatum) is een heel markante verschijning met flinke kaken. Het zijn echte dorps- en stadsbijen die graag in bloemrijke tuinen, parken en sporadisch in de kustduinen vertoeven waar harige planten staan (vlinder- en lipbloemig). Hier in de bijentuin knipt de wolbij donsharen van verschillende soorten viltige of ‘wollige’ tuinplanten en maakt er wattenbolletjes van om het nestje te bekleden en te beschermen.

Paspoort
Grootte: 18 mm  / 11 mm
Kleur: behaard met zwarte en gele strepen, witte haren op poten
Vliegtijd: vanaf mei t/m september; piektijd juni en juli
Leefgebied: dorp, stad, bloementuin, park, kustduinen
Voedselplanten: harige soorten als ezelsoor, toorts en vingerhoedskruid
Kenmerken: grote scherpe kaken, stuifmeel tussen buikharen
Nest: bovengronds in holle stengels, muurspleten of houtgangen

Wist je dat…
Je wolbijen makkelijk herkent omdat ze op een wesp lijken maar die is onbehaard en slanker.

Het mannetje z’n territorium van een paar vierkante meter fel verdedigt tegen soortgenoten en andere insecten die daar op nectar uit zijn. Dat leidt weer tot vechtpartijen en achtervolgingen. Regelmatig tonen ze de vijf zwart gekromde doorns op het achterlijf om te imponeren maar kunnen die ook als wapen inzetten. In het ergste geval worden de vleugels van de indringers afgebeten.

De mannetjes plotseling in de lucht kunnen stilhangen en als een helikopter ronddraaien om de vrouwtjes op de bloemen in de gaten te houden.

Het vrouwtje kommetjes maakt van de plantharenbolletjes die ze  impregneert met een olieachtige stof afkomstige van planten. Zo’n kommetje vult ze met een stroperig mengsel van stuifmeel en nectar. Daarna sluit ze de ingang af met samengeperste donsharen, steentjes of stukjes hout. In mei van het jaar daarop vliegen de nakomelingen uit, nadat ze zich met de scherpe kaken hebben vrijgemaakt uit de cocon.

Wat kun je zelf doen?
Houtblok ophangen op een heel rustig en zonnig plekje in de tuin met daarin enkele doodlopende boorgangen (voor de grote wolbij diameter 10-12 mm). Vergeet ook niet om te zorgen voor harige plantensoorten in uw tuin.

2. De heemtuin – De gehoornde metselbij

De gehoornde metselbij (Osmia cornuta) behoort tot de metselbijen en komt vrij algemeen voor. Gehoornde metselbijen zijn vrij groot en wat hommelachtig. Ze komen al vroeg in het jaar tevoorschijn (zon en >100 C) en zijn van levensbelang voor diverse vroege voorjaarsplanten in tuinen, bossen en parken. Deze zachtaardige bijtjes leven kort want tegen het einde van mei zijn ze niet meer te zien. In de Heemtuin kun je deze ijverige zoemers begin maart al zien vliegen in en rond het bijenhotel.

Paspoort
Grootte: ♂  11-14 mm   ♀  13-16 mm
Kleur: kop en borststuk zwart, achterlijf rossig rood, mannetjes hebben een witte snor
Vliegtijd: eind februari tot eind mei; piektijd van maart tot begin mei
Leefgebied: tuinen, parken, bossen, stad en land waar voorjaarsbloeiers staan
Voedselplanten:  sleedoorn, fruitbloesem, sleutelbloem, speenkruid
Kenmerken: donzige bijen met grote zwarte antennes op de kop; vrouwtjes hebben twee hoorntjes aan de voorkant van hun kop, vandaar de naam; stuifmeel vervoeren ze tussen lange buikharen (buikschuier)
Nest: bovengronds in holle stengels, houtgangen en bijenhotels

Wist je dat…
De gehoornde metselbij gemiddeld 200 m van het nest vliegt om voedsel te halen.

Het vrouwtjes wel 12 broedcellen vult met elk een ‘bijenbroodje’ van stuifmeel en nectar. Nadat de broedcel voldoende gevuld is legt ze er een eitje op en ‘metselt’ ze een tussenwandje van vochtig zand. De nestgang met broedcellen wordt afgesloten met een afsluitdekseltje van zand. De eerste serie eitjes zijn bevrucht en worden vrouwtjes. De laatste onbevruchte eitjes worden mannetjes die in het volgend voorjaar het eerst naar buiten komen. Ongeduldig wachten ze dan bij de nestgangen op de vrouwtjes, die 4-10 dagen later uitvliegen, want ze willen het liefst meteen paren.

Deze bijen soms ‘bloemvast’ zijn net als honingbijen. Ze vliegen dan alleen naar dezelfde soort bloeiende  fruitbomen. Gekweekte metselbijen bestuiven daarom steeds vaker de bloesem bij grote fruittelers.

Alleen vrouwelijke bijen een angel hebben. In geval van nood kunnen ze hiermee een gevoelig prikje geven maar de angel is te zwak om diep in de huid door te dringen.

Wat kun je zelf doen?
Bijenhotel of een houtblok plaatsen in de tuin met boorgangen van 7-9 mm diameter en ongeveer 10 cm diep op een zonnige plek. Voor de nectar zijn vroeg bloeiende struiken en bij voorkeur blauwe druifjes (of boshyacinten) heel geschikt.

3. Bij de roombeek – De Ranonkelbij

De ranonkelbij (Chelostoma florisomne) wordt in onze regio vrij algemeen waargenomen maar niet zoveel in dorpen en steden omdat daar boterbloemen ontbreken. In het noorden en westen van ons land zijn ze ‘kwetsbaar’. De ranonkelbij gedijt hier goed bij de Roombeek vanwege de wijze waarop de percelen worden beheerd. Bovendien zijn de randen ingezaaid met een speciaal wildbloemenmengsel.

Paspoort
Grootte: ♂  9-11 mm   ♀  8-10 mm
Kleur: zwart met dunne witte dwarsstrepen op het achterlijf
Vliegtijd: eind april tot en met juli; piektijd eind mei
Leefgebied: kleinschalig agrarisch landschap met bosranden, houtwallen en weilanden
Voedselplanten: stuifmeel  alleen van scherpe boterbloem, knolboterbloem, kruipende boterbloem, nectar soms van paardenbloemen of saliesoorten
Kenmerken: zwart, slank langwerpige bij, schaars behaard; stuifmeel wordt  vervoerd tussen haren aan de buik (buikschuier)
Nest: holle rietstengels, kevergangen, dood hout, bijenhotels

Wist je dat…
De ranonkelbij binnen een straal van 200 m van het nest stuifmeel verzamelt van uitsluitend  boterbloemsoorten. Dat maakt de soort kwetsbaar als er in de buurt te weinig boterbloemen zijn.

Ranonkelbijen massaal worden aangetroffen bij een rieten dak van een boerderij.

Mannetjes graag op boterbloemen zitten, niet alleen vanwege het voedsel maar ook om de vrouwtjes te ‘overvallen’ voor de paring. Ook brengen ze de nacht wel eens door op boterbloemen (florisomne = bloem slapend).

Wat kun je zelf doen?
Doe mee met de actie Maai Mei Niet. Door uw gazon deze maand niet te maaien krijgt het ‘onkruid’ tussen het gras de kans om te bloeien zoals de boterbloem, klaver, paardenbloemen, madeliefjes. Daar profiteren vele soorten bijen en vlinders van.

4. De Oldenhof – Hommels

Hommels (Bombus) maken deel uit van de bijenfamilie. Het zijn grote donzige wilde bijen. We kennen 21 soorten hommels in ons land met elk een eigen kleurpatroon. Voor het gemak verdelen we ze soms in drie groepen: roodkont, witkont, en bruinrug. Hommels zijn goede bestuivers.

Hommels kennen, net als honingbijen, een sociale levensvorm. Een hommelnest of kolonie bestaat uit een koningin, werksters en darren. In het voorjaar zoekt een jonge koningin een nestplek met wat isolatiemateriaal. Sommige soorten maken in het nest urntjes waar stuifmeel in komt en meerdere eitjes op gelegd worden, terwijl andere soorten de eitjes in was inpakken. Alle koninginnen broeden de eitjes zelf uit. Tijdens het broeden voedt de koningin zich met nectar die in een ander urntje is opgeslagen. Na een paar dagen komen de larfjes uit, maken het stuifmeel op en verpoppen zich na 10 dagen. Rond 14 dagen verschijnen de eerste werksters uit de cocons. Deze hommels nemen de verzorging van het broed over van de koningin. Zij gaat alleen nog maar eitjes leggen. Later in de zomer worden darren en jonge koninginnen geboren. Een hommelnest bestaat uit zo’n 50 tot soms wel 600 hommels. Als het nest te vol wordt vliegen de nieuwe koninginnen en de darren uit. Ze komen niet meer terug. Darren gaan op zoek naar koninginnen om te paren. Alleen de jonge bevruchte koninginnen overwinteren en kruipen in de grond of onder droge bladeren. De oude koningin, overgebleven werksters en darren sterven in het najaar. Het hommelnest blijft leeg achter.

Paspoort
Grootte:     divers, tussen 12-20 mm
Kleur: divers, zwart met geel, wit, oranje, bruin; soortafhankelijk
Vliegtijd: divers, vanaf het vroege voorjaar tot de herfst
Leefgebied: wildere omgeving met veel bloemen of gekweekt voor de glasteelt
Voedselplanten: diverse soorten, stuifmeel wordt aan de achterpoten vervoerd
Kenmerken: dikke vacht, kunnen al vanaf 5 graden uitvliegen. Sommige hommelsoorten hebben een lange tong en halen nectar uit planten met diepe bloemen waar andere bijen niet bij kunnen. De aardhommel heeft een nogal  korte tong en bijt gaten in bloemen waarvan de nectar te diep ligt. Van deze ‘diefstal’ profiteren ook andere bijensoorten met korte tongen.
Nest: zonnige droge rommelplekjes in gras, bladeren of mos, muizenholen, een oud vogelnestje in een nestkast of hommelkasten.

 

Wist je dat…
Hommels zachtaardig zijn maar in hoge nood wel kunnen steken, zelfs meerdere keren achter elkaar… oppassen dus!

De aardhommel, tuinhommel, akkerhommel, steenhommel,  boomhommel en weidehommel de meest voorkomende soorten zijn in ons land.

Hommels heel effectief bestuiven en aardhommels een unieke manier van bestuiven hebben. De vliegspieren kunnen trillen (zgn. ‘buzzing’, geeft een zoemend buzz geluid) waardoor het stuifmeel los komt te zitten in de bloem. Met behulp van gekweekte aardhommels in de kassen hoeven de tomaat kwekers niet meer 2 x per week langs de bloesem te lopen met het trilapparaat.

Wat kun je zelf doen?
Droge rommelhoekjes met mos maken in de tuin of een hommelkastje plaatsen.

5. Voedselbos – Het Vosje

Het vosje (Andrena fulva) is een hommelachtige zandbij en heeft net als de viervoetige vos een roodbruine ‘vacht’. Dit prachtige bijtje is een algemeen voorkomende soort die zowel op meer begroeide plaatsen als op wat schralere gronden te vinden is. Ze zijn in het voorjaar te bewonderen en vliegen dan op allerlei bloeiende planten. Het voedselbos, in 2022 aangeplant, is opgebouwd uit diverse soorten eetbare planten, bomen en struiken. Het is gericht op duurzame voedselproductie en biedt tevens voedsel en onderdak aan veel soorten (bestuivende) insecten en kleine dieren. In de nieuwe ‘bijenburcht’ vinden veel wilde bijen nestplekken. Heel interessant om hier de bezige bijen aan het werk te zien.

Paspoort
Grootte: ♂ 10-12 mm ♀ 12-14 mm
Kleur: zwart met oranje, roestrode beharing op borststuk en achterlijf
Vliegtijd: van maart tot en met juni; piektijd in april
Leefgebied: kan zowel op bloemrijke als op schrale plekken voorkomen
Voedselplanten: divers zoals wilg, sleedoorn, meidoorn, fruitbomen en bessenstruiken
Kenmerken: vrouwtjes zijn pootverzamelaars en vervoeren het stuifmeel aan de achterpoten; mannetjes zijn iets kleiner dan de vrouwtjes en hebben een kenmerkende witte ’baard’.
Nest: ondergronds; in totaal kan een vrouwtje 2 of 3 nestgangen maken met elk 6 tot 10 broedcellen.

Wist je dat…
Vrouwtjes nestgangen in het zand graven van wel 50 cm diep. De hoofdingang heeft aan het eind 4 à 5 zijgangen die in een broedkamertje eindigen. Deze worden glad afgewerkt en waterdicht gemaakt met een vloeibare substantie afkomstig uit de Dufourklier die in het achterlijf zit. Elk broedkamertje wordt gevuld met een ‘bijenbroodje’ van stuifmeel en nectar waarop ze een eitje legt. Met een zandpropje sluit ze de broedkamer af. De larven spinnen vooraf geen cocon maar verpoppen zich in de waterdichte broedkamers.

De vosjes graag met honderden naast elkaar nestgangen uitgraven, soms zelfs massaal tussen de straattegels. Het uitgegraven zand is als een klein kegelvormig zandbultje (tumulus) te zien. Dat moeten we maar voor lief nemen omdat deze donzige vosjes ook heel goede bestuivers zijn. Na enkele weken is de drukte rond de nestgangen weer voorbij. Dergelijke nestplaatsen kunnen voor meerdere jaren behouden blijven op dezelfde locatie.

6. Vlechthaag Viermarken – De gewone behangersbij

Behangersbijen (Megachile) of tuinbladsnijdershebben hun naam te danken aan de wijze waarop ze de wanden van hun nestgangen bekleden met bladstukjes. Die worden met de forse kaken uit de bladeren geknipt. Vandaar ook dat enkele soorten in Nederland ‘bladsnijders’ genoemd worden. In ons land zijn 15 soorten behangersbijen bekend waarvan er 12 zeldzaam zijn. De verschillende soorten zijn pas na ruime ervaring goed van elkaar te onderscheiden. Naast de groentetuin van de Viermarken is een vlechthaag aangeplant met veel verschillende  inheemse struiken zoals sleedoorn en vlier. Ook staan hier van nature bramenstruiken, distels en andere bermplanten. In deze voedselrijke omgeving zullen behangersbijen graag rondvliegen en nestelen. Hieronder krijgt de tuinbladsnijder (of tuinbehangersbij) afzonderlijk aandacht.

Paspoort
Grootte: ♂ 10-11 mm ♀11-12 mm
Kleur: lichtbruin behaarde bij, donkere kop en rug met lichte dwarsstrepen
Vliegtijd: mei tot en met september; piektijd juni en juli
Leefgebied: kan op zowel bloemrijke als schrale plekken voor komen
Voedselplanten:   divers, voorkeur voor vlinderbloemigen zoals rolklaver en composieten als knoopkruid, distelsoorten, gewone biggenkruid en roosachtigen
Kenmerken: het vrouwtje heeft forse kaken waarmee ze bladstukjes uitknipt. Het stuifmeel vervoert ze tussen de lange oranjerode haren van de buikschuier.
Nest: bovengronds, in bestaande gangen van dood houtn holle stengels, tussen steenstapels of in nestblokken met  boorgaten van 7 mm diameter

 

Het weten waard is ook dat…..

behangerbijen bij bloembezoek hun achterlijf kenmerkend omhoog gericht houden tot boven de kop.

Bijenhotel: Bij de vlechthaag is een boomstamzitbank geplaatst met aan de zijkanten boorgangen voor bovengronds nestelende bijen zoals de behangersbijen. Kijk maar eens of er nestgangen tussen zitten die met bladstukjes gedicht zijn. Het is een genoegen om deze ijverige bijtjes met bladstukje te zien vliegen naar de nestingangen.

Zelf doen: Bijenhotel met bamboe, holle stengels of kartonnen buisjes op een zonnige plek plaatsen en een paar rozenstruiken in de tuin zetten vanwege het blad.

 

 

7. Beekoever – Kattenstaartdikpoot

De kattenstaartdikpoot (Melitta nigricans) is één van de vier inheemse soorten ‘dikpoten’ in ons land. Ze zijn sterk behaard en lijken veel op zandbijen maar onderscheiden zich vanwege hun verdikte, blaasvormige laatste deel van hun poten, vandaar de naam ‘dikpoot’. De  kattenstaartdikpoot is gespecialiseerd op de grote kattenstaart, een opvallende oeverplant met groen stuifmeel in de bloemen. Deze plant is hier bij de beekoever teruggezet omdat ze er van nature thuis hoort. Daar profiteert de kattenstaartdikpoot enorm van want deze bij kan niet overleven zonder de grote kattenstaart.

Paspoort
Grootte: ♂ 10-12 mm ♀ 10-12 mm
Kleur: zwart met bruine haren op borststuk, beige dwarsbandjes op achterlijf
Vliegtijd: half juni tot eind augustus; piektijd eerste helft augustus
Leefgebied: beekdalen, sloten, poelen al waar de grote kattenstaart groeit
Voedselplanten: grote kattenstaart voor het stuifmeel, de nectar halen ze soms uit andere bloemen in de buurt
Kenmerken: vrouwtjes hebben opvallende groene stuifmeelklompjes aan de achterpoten na bloembezoek aan de kattenstaart; mannetjes zijn wat breder en bruiner
Nest: ondergronds, zanderige open en zon beschenen plekken in de buurt van de grote kattenstaart planten

Wist je dat…

Mannelijke kattenstaartdikpoten soms in groepjes bij elkaar overnachten tussen de paarse bloemen van grote kattenstaart, ook wel slaapgezelschappen genoemd.

De mannetjes vaak patrouilleren rond de grote kattenstaart op zoek naar vrouwtjes of ze zitten er ‘op wacht’.

De nesten soms in groepen bij elkaar (kolonie) liggen in de buurt waar grote aantallen bloeiende kattenstaart planten staan. De vrouwtjes graven de nesten uit met hun kaken en bekleden de gangen met een wasachtig laagje afkomstig uit de Dufourklieren. Bij elke ingang ligt een soort molshoopje (tumulus).

Er zijn zo’n 3 á 4 bloeiende grote kattenstaart planten nodig om 1 nest te voorzien van voldoende stuifmeel.

8. De Lammerinkswonne – Pluimvoetbij

Paspoort
Grootte: ♂  12-15 mm   ♀  12-15 mm
Kleur: vrouwtjes hebben zwart achterlijf met witte haarbandjes en opvallende geel behaarde achterpoten, mannetjes zijn flink behaard met wat ruige oker-oranje beharing over het hele lichaam en lichte beharing op het aangezicht; op het achterlijf zitten witte dwarsbandjes
Vliegtijd: begin juni tot begin september; piektijd eind juli en begin augustus
Leefgebied: bloemrijke zandgronden en in stedelijke omgeving
Voedselplanten:            divers, voorkeur voor gele composieten havikskruiden, biggenkruidsoorten, leeuwentandsoorten, streepzaadsoorten, cichorei en akkerdistel
Kenmerken: De achterpoten worden tevens als ‘roeispanen’ gebruikt om nesten uit te graven.
Nest: ondergronds in het zand zowel in de bebouwde kom als in de natuur.

Wist je dat…
Pluimvoetbijen solitaire bijen zijn, maar dat de vrouwtjes de nestgangen graag in grote groepen graven. Bij het aanleggen van het nest bijt het vrouwtje eerst de zandkorrels los en werkt ze daarna het zand met de pluimvoeten naar buiten. De hoofdgang van het nest kan tussen de 50-80 cm diep zijn. In de zijgangen worden 4 tot 14 broedkamers gemaakt.

De mannetjes slapen regel matig bij elkaar op een bloem, zgn. slaapgezelschappen.

De pluimvoetbijen kampioenen zijn in het verzamelen van stuifmeel per foerageertrip. Ze kunnen per vlucht wel zo’n 1 miljoen stuifmeelkorrels vervoeren.

Binnen een straal van 1 kilometer van het nest de bijen het voedsel verzamelen. De vrouwtjes verzamelen het meeste stuifmeel in de ochtend, omdat dan hun drachtplanten open zijn.